Toegevoegde waarde is het verschil tussen de waarde van de grondstoffen om een product te maken en de verkoopwaarde van het product. De aankoopwaarde wordt van de omzet afgetrokken, dit bedrag is niet hetzelfde als de winst. Wat is de betekenis van toegevoegde waarde en hoe wordt dit berekend?
Het verschil tussen toegevoegde waarde en winst wordt duidelijk als er naar de volledige keten wordt gekeken. Zo is het mogelijk dat iemand grondstoffen delft waarbij geen inkoop van toepassing is. Deze grondstoffen wordt aan een fabrikant verkocht. Dit bedrag is dan tevens de toegevoegde waarde omdat er geen investering mee gemoeid ging. De fabrikant verkoopt de bewerkte grondstoffen tot een halffabrikaat. Dit halffabrikaat wordt verkocht aan een producent van consumentengoederen voor een hogere prijs dan de inkoop. De producent verkoopt de goederen aan een retailer die het product vervolgens met een marge verkoopt. Eenvoudig gesteld is de berekening:
In deze rekensom heeft iedere schakel in de keten 100 euro toegevoegd aan de oorspronkelijke waarde van 0 euro. De totale omzet in dit voorbeeld is 1000 euro, de toegevoegde waarde is 400 euro.
Er kan onderscheid worden gemaakt tussen netto toegevoegde waarde en bruto toegevoegde waarde:
Onder netto toegevoegde waarde vallen zaken als winst, loon en huur, pacht of rente. Bij bruto toegevoegde waarde komen hier ook nog de afschrijvingen bij.
De totale waarde van een land wordt uitgedrukt als Bruto Binnenlands Product (BBP). Dit is het totaal van alle goederen en diensten die geproduceerd worden in een land in een specifieke periode. Dit zal meestal één jaar zijn. Deze som bestaat uit:
Overheidsbestedingen zijn niet hetzelfde als overheidsuitgaven. Bij bestedingen gaat het over productie tegenover betaling, bij uitgaven gaat het over bestedingen inclusief overdrachtsinkomens. Er kan hierbij onderscheid gemaakt worden tussen objectief (alle toegevoegde waarden) en subjectief (het totaal van primaire inkomens). Dan is er nog de besteding van huishoudens, bedrijven en de overheid.
De wijze waarop het BBP berekend wordt is niet gelijk aan de toegevoegde waarde bij een bedrijf omdat bij veel overheidsdiensten geen sprake is van omzet en marktwaarde. In dit geval wordt er een totaalsom gemaakt van de salarissen die ambtenaren ontvangen.
In marketing komen er andere zaken bij kijken om de toegevoegde waarde te bepalen. Denk aan zaken als merkimago, branding en promotie. Dit is te zien bij de prijsverschillen tussen merkartikelen in de supermarkt en huismerken die hun producten laten maken in dezelfde fabriek maar met een ander etiket. Het huismerk is goedkoper maar feitelijk identiek aan het merkproduct. Dit is overigens niet altijd helemaal juist, zo is het mogelijk dat een fabriek naast het eigen merk ook goederen produceert voor andere (huis)merken volgens andere (mindere) specificaties. Dit geldt ook voor OEM fabrikanten die leveren aan meerdere afnemers.
Een bewering die regelmatig terugkeert is de zogenaamde “Apple Tax”. Het bedrijf Apple zou hun prijzen en winstmarge kunstmatig hoog houden, en ‘exclusiviteit’ als toegevoegde waarde verkopen. Soms worden door journalisten smartphones uit elkaar gehaald en de prijzen voor de onderdelen worden bij elkaar opgeteld. Zo blijkt dat er op een iPhone veel meer winst wordt gemaakt dan op een vergelijkbaar Samsung of Huawei toestel.
Daarbij wordt vaak voorbijgegaan aan het feit dat Apple in tegenstelling tot andere fabrikanten een eigen besturingssysteem heeft ontwikkeld, concurrenten gebruiken het systeem van Google dat vrij te gebruiken is. Daarnaast heeft Apple minder inkomsten uit andere bronnen, zo verkopen ze geen gebruikersdata wat concurrenten vaak wel doen. Ook maken ze zoals bijvoorbeeld Samsung geen andere producten waaronder koelkasten, televisietoestellen en zelfs tanks voor het leger. Dat Apple veel winst maakt is zeker waar, dat er een Apple Tax betaald moet worden is niet geheel juist te noemen.