EPS staat voor Encapsulated PostScript, een grafisch bestandsformaat dat feitelijk als zelfvoorzienend programma functioneert. Naast dit programma is er ook een lage kwaliteit voorvertoning aanwezig in het bestand voor weergave op een scherm dat door software op het systeem kan worden gebruikt. Samen met de Open Structuring Conventions van DSC vormt EPS de basis voor het Adobe Illustrator formaat. Wat is EPS en hoe wordt dit gebruikt in DTP toepassingen?
PostScript is een beschrijvende taal die gebruikt wordt in elektrische publicaties. Deze programmeertaal werd ontwikkeld tussen 1982 en 1984. De basis dateert echter al uit 1976, toen waren twee organisaties aan het werk om een standaard te ontwikkelen voor printers. John Warnock van Evans & Sutherland zou samen met Chuck Geschke het bedrijf Adobe oprichten. Samen met drie partners ontwikkelden zij de eenvoudige programmeertaal PostScript. Steve Jobs van Apple zou Adobe vragen om dit formaat te gebruiken om hun laserprinters aan te sturen.
De Apple LaserWriter was de eerste printer op de markt die voorzien was van PostScript, dit formaat zou snel uitgroeien tot dé standaard voor grafische output in print applicaties. Ook zouden Adobe en Apple een voorsprong nemen in Desktop Publishing (DTP). Een nadeel van deze technologie was de belasting op de printer. De LaserWriter werd uitgerust met een processor die krachtiger was dan de computers waar de printer op aangesloten werd. Er zijn drie versies van PostScript verschenen, de laatste versie kwam uit in 1997.
Het grote verschil tussen Encapsulated PostScript en PostScript is dat EPS een zelfvoorzienend bestand is met alle informatie voor de printer om uit te lezen inclusief een voorvertoning die op computers kan worden weergegeven. Zo is het mogelijk voor software om het ontwerp te laten zien zonder de PS informatie te verwerken. Er is een BoundingBox DCS comment aanwezig in het bestand die de positie van de afbeelding binnen het EPS bestand aangeeft.
Het PostScript bestand bleek effectief om hoge kwaliteit bestanden naar een printer te sturen om af te drukken, maar omdat deze printers krachtiger waren dan de computers die gekoppeld waren kon dit formaat niet gebruikt worden op het systeem zelf. Door een lage resolutie voorvertoning op te nemen in het bestand, dat specifiek bedoeld was voor gebruik op het computersysteem, werd het mogelijk om bestanden eerst te bekijken op een scherm alvorens deze af te drukken.
Het standaard formaat voor afbeeldingen in die tijd was PICT, in de EPS werd een PICT afbeelding opgenomen. Dit kan een bitmap zijn maar dit hoeft niet, het kan ook een vector bestand betreffen. Mede door het gebruik van vector gebaseerde PICT bestanden was het mogelijk om voorvertoningen te genereren die in kwaliteit nauwelijks onderdeden voor het bestand dat geprint werd.
Het formaat van Adobe is onlosmakelijk verbonden met Apple computers, toch is het mogelijk om EPS bestanden op een Windows machine te gebruiken. In dit geval wordt er in plaats van een PICT bestand een TIFF rasterafbeelding of WMF vector bestand gebruikt. Er kunnen problemen ontstaan als printers niet kunnen bepalen welke data bestemd is voor de printer en de voorvertoning omdat de drivers deze TIFF of WMF bestanden niet altijd herkennen.
Er is nog een vierde formaat met een ASCII preview in het bestand. EPSI wordt met name gebruikt op Unix en afgeleide systemen, andere systemen kunnen deze bestanden niet correct lezen. Hierdoor zal de voorvertoning leeg blijven, het is wel mogelijk dat het bestand goed afgedrukt wordt op de printer.
Zoals ook het geval is met andere Adobe formaten zoals PDF en Flash verhogen zelfvoorzienende formaten met uitvoerbare code het risico op verspreiding van malware. Dit is de reden dat Microsoft in 2018 met de ondersteuning voor EPS zou staken.